Louis hield van bijhouden en bewaren. In de zolderkamer stond de kleerkast van zijn grootmoeder, de halve inboedel van zijn moeder was terechtgekomen in de logeerkamer. De opgeknapte fauteuils van zijn schoonouders hadden een hoekje gevonden naast de Chesterfield. In een keukenkast vonden we minstens vijftig plastic soepbekers. Lege omslagen dienden als kladpapier, het Brugsch Handelsblad om de aardappelschillen in te pakken. Balpennen, linten en strikken hoefden we de volgende jaren niet te kopen.
De achterkamer met de ‘te bewaren spullen’ werd al vlug te klein, het stukje vloer onder de trap bleek groot genoeg voor de ‘weg te gooien’ huisraad.
Werden we te emotioneel? Hadden we eveneens moeite met afscheid nemen? Absoluut, maar het was vooral de zoektocht naar een klantnummer die ons tegenhield om dozen vol papier weg te gooien. Want bij een verhuis hoorde nu eenmaal het stopzetten van de nutsvoorzieningen. En wat is het eerste dat een computerstem vraagt? Inderdaad, een klantnummer.
Op verloren momenten sorteerden we. Eénenzeventig jaar oude telegrammen, vergeelde brieven en nieuwjaarswensen. Foto’s van voor ons onbekende gezichten, doodsbrieven en bidprentjes. Garantiebewijzen en handleidingen, belastingbrieven en afschriften. Nergens een nummer van nu.
Onder een stapel facturen, vonden we een ingebonden boekje, de grootte van een A5’je. ‘Daar gaan we weer,’ grapte ik. ‘Seksuele voorlichting. Wedden?’ Nee, ik was het boek Liefde zonder vrees uit Louis’ nachtkastje nog niet vergeten.
Voorzichtig opende ik het kleinood. Mijn hart sloeg over. Gekrulde letters omringd door een haag van groene hulst: Poésie, eronder de naam van Marie, de moeder van mijn man. Op de eerste bladzijde een kersttafereel met felle ster en goudgele kribbe, 25 december 1945. Ik bladerde verder. Krachtige kreten uit een naoorlogse periode, tekeningen van vazen vol bloemen, gedichten van Guido Gezelle, aandenken aan de heerlijke uurtjes bij de cumuls. Sint-Andries, 1949.
Ik wikkelde Maries poésie in zijdepapier, legde ze veilig in een schuif. Een onbetaalbare herinnering aan iemand die we graag hebben gezien.
Wie weet haalt mijn kleinzoon binnen hier en dertig jaar ons huis leeg, opent hij de bovenste schuif en vindt hij dit kleinood terug. Misschien slaat hij net als ik zijn hand voor zijn mond, vervangt hij het groezelige zijdepapier en koestert hij ook de gedachte aan een mooi verleden.

