Vijf weken nadat Louis, onder lichte dwang, zijn intrek in het woonzorgcentrum had genomen, was zijn huis aan de Brugse molens opgeruimd. In de kale kamers – die plotseling oneindig groot leken – stonden enkel nog de meubelen, in wat vroeger zijn atelier was, de dozen vol te bewaren herinneringen.
‘We moeten een opkoper zoeken, en de rest van de spullen verdelen,’ zei mijn man.
Ik gaf hem gelijk en stuurde in de WhatsApp-groep een bericht door. Ook deze keer werd er niet getalmd. Morgenochtend, tien uur. Ik slikte. Het afscheid naderde, geen ontkomen aan.
Sterven doe je niet ineens, maar af en toe een beetje
En alle beetjes die je stierf,
’t is vreemd, maar die vergeet je.
Toon Hermans
Dit gedicht flitste door mijn hoofd, toen ik de volgende morgen, samen met de rest van de familie rond het uitgestalde leven van Louis en zijn vrouw-zaliger Marie, stond.
Had Toon Hermans gelijk? Stierf Marie een eerste keer toen ze op een zondagnamiddag naar de vitrinekast in de woonkamer wees en heel serieus zei tegen mijn jongste: als ik dood ben, dan is deze kast voor jou. De kast én al wat erin staat. Het koffieservies van haar moeder, de high tea cakeschaal, haar dierbeminde collectie porseleinen Napoleon-beelden? Wellicht.
Of die keer dat ze haar kleerkast opentrok en me zonder verpinken haar sacoche gaf. ‘Gekregen van mijn ventje, kort na ons pensioen,’ glunderde ze. ‘Nu is ze van jou, draag er goed zorg voor.’ Louis had smaak, zonder twijfel.
Stierf Louis al een beetje op de dag dat hij zijn stoel onder zijn werkbank in de achterkamer schoof en zei tegen mijn man: ‘’t is gedaan. Fini. Ik heb geen kracht meer in mijn handen. Neem maar mee wat jij kunt gebruiken in jouw atelier.’ Heel zeker!
Er werd gewikt en gewogen. Welk schilderij paste in een hedendaags interieur, wie had plaats voor een assortiment vazen en schalen? Ieder nam wat hem eerder door Louis en Marie werd toegezegd, met de heilige belofte om nooit of te nimmer iets weg te gooien. Wat de kinderen door plaatsgebrek nog niet konden meenemen, belandde bij ons op zolder. Naast de doos met sierborden en kruisbeelden. Of in de bovenste lade van de lage kast bij de medailles, foto’s, poésie, kookboek en de – jawel, ondertussen drie – gevonden boeken over seksuele voorlichting.
Later die dag stapten mijn man en ik de kamer van Louis binnen. Ik legde zijn gebedenboek in zijn handen. ‘Voor jou,’ zei ik.
Hij glimlachte. ‘Is het huis leeg?’ vroeg hij.
‘Bijna,’ antwoordde mijn man.
Louis keek weg. Een diepe zucht ontsnapte hem.
Ik drukte een zoen op zijn voorhoofd. Toon had gelijk, wist ik nu zeker. Sterven doe je niet ineens, maar af en toe een beetje.

