Het verhaal dat mijn vader vertelde – de ontgoocheling

Het bleef stil. Geen telefoontje, geen mail, geen brief uit Antwerpen.

‘Zie je wel,’ zei mijn vader, ‘het verhaal interesseert hen niet.’
‘Tuurlijk wel,’ antwoordde ik, ‘maar research vraagt nu eenmaal tijd.’

Een nieuw jaar, een nieuwe zomer. Eind augustus belde Lien ons op. Ze nodigde ons graag uit voor de openingsreceptie van de expo Een beetje Belg. Zes Argentijnen over hun roots, in de gebouwen van de Red Star Line in Antwerpen. Aansluitend was er een bezoek aan het museum.

Het bleef opnieuw even stil. Argentinië?

Over Chili had ze bar weinig gevonden.
Geen enkel register in een stoffig archief, geen enkel gedigitaliseerd bestand op een computer. Niets, niente.

Maar, verzekerde ze, ze had wél vermeld dat er enkele Oostendse vissers hun geluk hadden gezocht in Antofagasta, Valparaiso en San Antonio – steden aan de Chileense kust.

Het was een mooie dag te Antwerpen. De champagne en hapjes smaakten, de expo ook. We kregen alle tijd om het museum te ontdekken. Om te kijken, te luisteren, rond te dwalen. We wandelden langs hutkoffers en vitrines, langs foto’s en namen. Langs verhalen die met het meeste respect en zorg werden verteld. Verhalen die elders thuishoorden maar in dit museum een plaats hadden gekregen.

Tussen al dat bewaren, de pancarten en foto’s bleef Chili de grote afwezige.

Het bleef knagen. Wat er niet was gezegd, liet me niet meer los. Chili. Een land dat bijna niemand kan aanwijzen op de wereldkaart. Een dunne streep in het uiterste zuiden van Zuid-Amerika, met zijn 4300 kilometers aan bergen, dalen en zee. Een land waar je niet per toeval voorbij komt, zoals Isabel Allende het beschrijft in Herinnering aan mijn Chili.

Ik werd nieuwsgierig. Naar de drijfkracht, naar het waarom van het vertrek naar dat land dat bijna van de aardbol lijkt te vallen.

En zo ging ik zelf op zoek. Naar de verhalen, de foto’s. Naar dat ene krantenartikel. Naar de registers die niet leken te bestaan.