Het licht van de ochtendzon tekent een halve sanseveria op de strakke lage kast, de glasgordijnen deinen zachtjes mee op de frisse luchtstroom van het open raam. Maurice zit in zijn zetel, wacht.

07:45
Een klop, de deur gaat open. ‘Goedemorgen meneer Maurice.’ Een zorgkundige stapt de kamer binnen.
Maurice staat op, schuifelt de witte jas tegemoet. Gedwee laat hij zijn bloeddruk, hartslag en temperatuur meten, ziet haar de gegevens intikken op het display aan de muur. ‘Perfect. Prettige dag verder.’ Ze houdt de deur open voor een medewerkster in grijze schort.
‘Goedemorgen Annick.’ Maurice gaat zitten.
‘Dag meneer Maurice, hoe gaat het vandaag?’ Annick zet een dienblad met ontbijt op het tafeltje bij het raam, geeft hem Het Laatste Nieuws. ‘Smakelijk. Tot straks.’
Vrijdag vandaag, ziet hij. Vrijdag. Dan komt zijn dochter op bezoek.

09:00
Maurice schuifelt naar de terrasdeur. In de weerkaatsing van het glas vangt hij zijn spiegelbeeld. Paarse kringen onder zijn ogen, hol gezicht. Zijn trui slobbert rond zijn vermagerde lijf, zijn benen lijken breekbare spaghetti. Met al zijn kracht schuift hij de deur open. Peinzend staart hij voor zich uit. De nieuwbouw rijst uit de grond als paddenstoelen. Vierhonderd appartementen en huizen voor de Gentenaar van alle leeftijden. Tenminste, zo staat het in de folder. Wat verderop, tussen een wirwar van witte en gele werfkranen, de ene al hoger dan de andere, ziet hij hoe de ic-trein het station Dampoort verlaat en het spoor naar Antwerpen volgt. Vanmiddag stapt zijn dochter uit die trein. Nog een halve dag geduld.

10:30
Na een wandeling door de smetteloos witte gang, ploft Maurice neer in zijn zetel. Zijn benen tintelen, zijn ademhaling is zwaar. Hij zoekt de afstandsbediening van het televisietoestel. Zomerbeelden, nog vier uur.

11:45
Het ronkende geluid van een startende motor stijgt op vanaf de parkeerplaats tien verdiepingen lager, en doorkerft de stilte. Maurice slikt. Juli 1987, een pikzwarte Harley-Davidson, een stralende Theo. ‘Ferm beestje, hé pa?’ Het was de laatste keer dat hij zijn zoon zag. Theo’s helm ligt als een relikwie op de plank in de kleerkast. Maurice fluimt de herinnering weg, zoekt de radiowekker op zijn nachttafel. Nu duurt het niet lang meer.

13:00
‘Heeft het gesmaakt? Worst met appelmoes, altijd lekker.’ Annick neemt zijn lege bord weg. ‘Gaat u rummikuppen deze namiddag?’
‘Nee, het is vrijdag, mijn dochter komt.’
VRT-nieuws. Russen vechten in Oekraïne, Maurice tegen de slaap. Nog even.

15:00
De geur van koffie vult de kamer. Annick zet hem een bord voor, glimlacht hem toe. ‘Appeltaart, vers uit de oven.’ Maurice zwijgt, staart naar de lege stoel naast hem. Haar trein heeft ongetwijfeld vertraging.

18:00
Hij schiet wakker van een hand die zijn schouder beroert. Een zorgkundige kijkt hem bezorgd aan. ‘Alles goed Maurice?’
Hij staat op, sjokt naar de tafel. Boterhammen met kaas. Ze zal hier ieder moment zijn.

20:00
De avond valt over het rusthuis. Deuren dicht, lichten uit. Bedtijd. Maurice staart naar het plafond. Morgen komt ze.

Gepubliceerd in verhalenbundel Sporen van Het Gents Schrijverscollectief
Mei 2023 – ISBN 9789081317085/nur 303
Interesse? Geef me een seintje, ik neem graag contact met u op.