Nieuwjaar. Een dag vol wederzijdse gelukwensen en goede voornemens. Dit jaar schrapten mijn man en ik woorden als sporten, diëten en gezonder gaan leven van onze denkbeeldige lijst. Nee, we hadden vanaf nu maar één doel voor ogen: de wens van Louis vervullen.
Het werd met de dag duidelijker dat een woonzorgcentrum Louis’ nieuwe woonst zou worden. Sindsdien had hij maar één vraag: maak mijn huis leeg. En vlug. Hadden wij die tarieflijst al eens van dichtbij bekeken? Zijn schamel pensioen zou de kosten niet dekken, dát beseften we toch? Zijn drieënnegentig jaar oude brein had al lang berekend hoe ver zijn spaarboek hem zou brengen.
Na de nieuwjaardrukte trokken we naar het huis. Een mooie, gerieflijke woning, drie verdiepingen hoog, gelegen in een rustige buurt met zicht op de Brugse molens. ‘Fel begeerd op de huurmarkt,’ had de makelaar ons enkele dagen voordien aan de telefoon verzekerd. ‘Stuur zo snel mogelijk foto’s door.’ Opnieuw viel de zin: zo snel mogelijk. Niet echt een probleem, mijn man en ik houden niet van getreuzel en getalm, ware het niet dat de kamers uitpuilden. Waar in godsnaam moesten we beginnen?
We maakten een strak schema op: mijn man zou de zolder en slaapkamers leegmaken, ik de benedenverdieping. De avonden na het werk, de weekends – kortom ieder vrij moment – werden ingepland. Fluitje van een cent, we zouden deze klus in geen tijd klaren. Bovendien zouden we deze taak op een rationele manier aanpakken. Nee, we zouden ons huis niet vullen met de restanten van Louis’ leven. Dachten we.
Het begon al die eerste dag. Ik maakte de dressoir leeg. Op een onderste schap vond ik, weggestopt achter een stapeltje keurig gesteven tafelkleden en linnen servetten, een flesje eau de cologne. 4711, ‘Echt Kölnisch Wasser’, zwarte letters op een blauw etiket. Ik trok de dop los, duwde voorzichtig op de verstuiver. Druppeltjes reukwater zweefden als stofdeeltjes door de lucht. Nostalgie daalde langzaam neer. Herinneringen aan die scherpe, ietwat kruidige geur vulden mijn hoofd. Mijn schoonmoeder in een waas van Eau de Cologne, het zakdoekje van mijn grootmoeder dat zuinig rook naar het Keulse water. Het wattenbolletje in mijn moeders hand. Na iedere wasbeurt besprenkelde ze een plukje watten met het bekende water en wreef ermee achter ons oor. Soms kleurde het propje grijs, soms bleef het proper. Maar dat deed er niet toe. Keer op keer herhaalde ze dit ritueel. Vastberaden, zonder tegenspraak.
Ik nam het flesje 4711 en stak het in mijn handtas. Van dit kleinood kon ik niet scheiden. Dit flesje zou ik koesteren. Een geurherinnering aan vervlogen tijden.

